Psalm 64
Datheen Psalmenberijming
Vers 5
Mijn ziel hangt U zo vast'lijk aan,
Dat ze van U geenszins kan wijken;
Uw hand bewaart mij desgelijken
Voor allen, die mij tegenstaan.
Maar zij, die mijn ziel met onwaarde
Overvallen willen met leed,
Zullen in den afgrond zeer wreed
Verstoten worden onder d' aarde.
Vers 6
Versneden werd tot stukken klein
Met den zwaard, en tot roof gegeven
Den vossen en dieren daarneven
't Goed mijner vijanden gemein.
Dan zal de koning hem verblijden
In Uw overwinninge, Heer;
Wie U kent, zal Uw lof en eer
Uitbreiden klaar aan alle zijden.
Vers 7
Daarom die leugenmonden al,
Hoe valselijk dat ze ook spreken,
Zullen gestopt zijn en versteken,
Zodat ze niemand helpen zal.
Vers 1
Als ik roep, Heer, hoor mijn stem klachtig,
En help mij dan uit mijn gekwel,
Opdat mijn vijanden zeer fel
Mij niet doden; want zij zijn krachtig,
O Heer almachtig!
Vers 2
Verberg mij nu, o Heer geprezen,
Voor mijn vijanden, schalk en kwaad,
Voor de rotten en voor den raad
Der bozen, die met al haar wezen
Zeer zijn misprezen.
Vers 3
Haar tongen zeer krachtiglijk snijden
Als zwaarden, die scherp zijn en fijn;
Haar giftige woorden die zijn
Als pijlen fel, die zij in 't strijden
Schieten ter zijden.
Vers 4
Opdat ze zo, Heer, in 't verborgen
Met list schieten den vromen man;
Veel goeden zijn alzo daarvan
Doorschoten, die zij zonder zorgen
Heimelijk verworgen.
Tekst: Petrus Datheen
© Small Stone Media t/a Dicht bij de Bijbel
Alle rechten voorbehouden